Wie de tentoonstelling in de Hermitage heeft bezocht, zal waarschijnlijk op de tweede verdieping een grote zandstenen tempeldecoratie hebben gezien (cat. no. 171). Dit is één helft van een beeldhouwwerk wat bestaat uit acht blokken, en ook wel bekend staat als Ajrtamskij Friz of het Airtam Fries. De reliëfs zijn afkomstig uit Noord-Bactrië, en zijn gevonden in Airtam, een kleine site op de rechteroever van de rivier Amu-Darja, niet ver van de stad Termez (in het Zuidoosten van Oezbekistan) en decoreerden eens de ingang van een Boeddhistisch heiligdom. Lange tijd is er discussie geweest over de interpretatie en datering van het sculptuur: in de tentoonstelling wordt er van een fries gesproken, terwijl er ook veel aanhangers zijn voor de theorie dat de blokken als kapitelen de weerszijden van de ingang van een Boeddhistische heiligdom versierd hebben. De reliëfs worden op grond van verschillende theorieën in de 2de – 1ste eeuw voor Chr. en in de 1ste – 3de eeuw na Chr. gedateerd. Ik hou me afzijdig van deze discussie, en zal me concentreren op wat er daadwerkelijk wordt afgebeeld.
In het sculptuur zien we verschillende culturele en artistieke stijlen: op het eerste gezicht doen de reliëfs onmiddellijk denken aan een antieke Grieks-Romeinse tempeldecoratie, maar we zien ook elementen uit de Gandhārische, Boeddhistische en Centraal-Aziatische artistieke tradities terug, hetgeen door de jaren heen de interesse van veel archeologen en (kunst)historici heeft getrokken. Het reliëf is niet alleen stilistisch gezien een duidelijke mengeling van de vele beschavingen die met elkaar in aanraking kwamen, ook de voorstelling zelf is een levendig bewijs van de culturele interacties van de Zijderoute. Op het sculptuur staan in hoogreliëf menselijke halffiguren afgebeeld tegen een achtergrond van acanthusbladeren; terwijl op de hoeken en uiteindes voluten zijn uitgehakt. De blokken die te zien zijn in de Hermitage zijn gedecoreerd met zeven figuren (in totaal zijn het er veertien), waarvan er vijf muziekinstrumenten vasthouden. Sergey Ol’denburg, een Russische oriëntalist die vele expedities naar de Zijderoute leidde, suggereerde dat deze muzikanten de “vijf grote klanken” (pañcamahāśabda) van de Indiase mythologie uitbeelden. Eén van de twee overige figuren houdt een drinkschaal op met de rechterhand, de linkerarm ontbreekt. Omdat de laatste buste zwaar beschadigd is, is het onmogelijk te zien wat deze figuur vasthield (volgens verschillende theorieën was dit een vaandel- of guirlandedrager). Van het hoekblok tot de figuur met de ontbrekende armen, hebben we dus de volgende sequentie:
- Vrouwelijke figuur met dubbele hobo (hoekblok);
- (Vrouwelijke?) figuur met tontrommel;
- (Vrouwelijke?) figuur met korte luit;
- (Vrouwelijke?) figuur met een verticale hoekharp;
- (Vrouwelijke?) figuur met bekkens;
- Figuur die een drinkschaal vasthoudt;
- Figuur, armen missen
De oorsprong van deze muziekinstrumenten kan in alle vier windstreken van de Zijderoute gevonden worden, daarom is het interessant om te onderzoeken of het Airtam Fries representatief is voor de verspreiding van muziekinstrumenten langs de Zijderoute. Om deze vraag te beantwoorden heb ik gezocht naar informatie over de vijf muziekinstrumenten en voor elk instrument parallellen gevonden. Hieronder ziet u een voorbeeld hiervan over de dubbele hobo. In de volgende blog zal ik de andere instrumenten van het Airtam Fries behandelen.
– De dubbele hobo (fig. 1) wordt vaak en foutief een “dubbele fluit” genoemd. Het instrument bestaat uit twee pijpen van gelijke lengte, die alleen bij het mondstuk met elkaar verbonden zijn, en komt overeen met de Griekse aulos (fig. 2), die vanuit Phrygië (huidig Turkije) in Griekenland geïntroduceerd werd. Deze hobo wordt in Parthische context gevonden in de terracotta’s uit Seleucië aan de Tigris (huidig Irak) (afb. 3), in een stenen fries uit Hatra (huidig Irak) en op verschillende rhytons uit Nisa (huidig Turkmenistan). Op het Marsyasaltaar uit de Oxustempel in Takht-i Sangin (huidig Tadzjikistan) staat dit instrument ook afgebeeld, bespeeld door een Silenusfiguur (fig. 4). In India vinden we een unieke voorstelling van de dubbele hobo uit Sāñchī, een reliëf op een stupa van een groep muzikanten in noordwesterse kledij. De dubbele hobo wordt vaak gevonden in Gandhārische kunst, en wordt veelal bespeeld door figuren van geringe betekenis, zoals eroten (fig. 5).